substituut
- Geluid: substituut (hulp, bestand)
- sub·sti·tuut
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘plaatsvervanger’ voor het eerst aangetroffen in 1486 [1]
- afgeleid van het Latijnse 'statuere' (plaatsen) met het voorvoegsel sub- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | substituut | substituten |
verkleinwoord | substituutje | substituutjes |
substituut
- m plaatsvervanger
- o vervangingsmiddel
- Ik rol een afgebrande lucifer tussen duim en wijsvinger en prik bijwijlen met de geblakerde spits in mijn vlees, een schraal substituut voor het roken. Alles voelt trouwens schraal. [3]
- Het woord substituut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "substituut" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "substituut" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ etymologiebank.nl
- ↑ Valens, AntonHet compostcirculatieplan 2016 ISBN 978-90-254-4685-7 pagina 15
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be