• stuur·stang
enkelvoud meervoud
naamwoord stuurstang stuurstangen
verkleinwoord stuurstangetje stuurstangetjes

de stuurstangv / m [2]

  1. metalen staaf waarmee het stuur is verbonden met de draaiinrichting van een voertuig
     „Het is je gelukt! Je bent een klein ding, maar je hebt het klaargespeeld!" Aan de voorzijde van de stoel bevond zich een soort stuurstang, en toen hij die in beweging bracht, maakte de stoel een bocht en reed evenwijdig met de beek verder.[3]
     Verstappen toucheerde tijdens de kwalificatie in een bocht licht de vangrail en brak daarbij de stuurstang van zijn bolide af. Als gevolg daarvan knalde hij een bocht verder hard in de vangrail.[4]
     Veel automobilisten zetten hun wielen nog even recht als ze hun auto stilzetten, bijvoorbeeld in een parkeervak. Maar sturen bij stilstand is geen goed idee, ook al kost het nauwelijks moeite. Het belast het stuurhuis en de stuurstangen enorm en zorgt ervoor dat deze sneller kapot gaan. Die krachten merk je pas als je het probeert met een auto zonder stuurbekrachtiging. Ook je banden slijten sneller. Rij dus indien mogelijk tijdens het sturen iets naar voren of naar achteren om de stuurinrichting te ontlasten.[5]


  1. stuurstang op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Victoria Holt
    “De geheimzinnige echtgenoot” (1976), Saga, ISBN 9788726955644
  4.   Weblink bron “Verstappen crasht in Monaco en start uit pits” (zaterdag 28 mei 2016, 14:22), NOS
  5.   Weblink bron
    Erik Kouwenhoven
    “Door deze veelgemaakte fouten slijt je auto bovenmatig snel” (18-05-2024), Tubantia