• strui·kel·par·tij
enkelvoud meervoud
naamwoord struikelpartij struikelpartijen
verkleinwoord struikelpartijtje struikelpartijtjes

de struikelpartijv

  1. de keer dat men valt door struikelen
     Voorts vroeg hij de Cubanen hem te vergeven, mocht zijn struikelpartij hen ongerust hebben gemaakt. „Ik zal doen wat ik kan om zo snel mogelijk te herstellen, maar zoals jullie zien kan ik nog steeds praten. Zelfs als ze me in het gips zetten, kan ik nog werken.”[1]
  2. de keer dat men een vergissing heeft gemaakt
     Klapstuk is de wijziging van de Wet sociale werkvoorziening (WSW). Met deze wet werden de gemeenten op voorhand aan het werk gezet, omdat hij op 1 januari 2007 ingrijpend zou worden gewijzigd. Het wetsvoorstel was weliswaar nog niet eens ingediend bij de Tweede Kamer, maar dat kwam wel goed. Door de struikelpartij van het kabinet in de afgelopen zomer is dit gelukkig zo niet doorgegaan.[2]


  1.   Weblink bron “Castro zegt knie te hebben gebroken” (21-10-2004), Reformatorisch Dagblad
  2.   Weblink bron “Den Haag, neem plaatselijke gemeente serieus” (13-09-2006), Reformatorisch Dagblad