strubbeling
- Geluid: strubbeling (hulp, bestand)
- IPA: / ˈstrʏbəlɪŋ / (3 lettergrepen)
- strub·be·ling
- afgeleid van strubbelen met het achtervoegsel -ing [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | strubbeling | strubbelingen |
verkleinwoord | strubbelingetje | strubbelingetjes |
de strubbeling v
- ruzie of tegenwerking die te maken heeft met dingen die gedaan (moeten) worden
- De enige strubbeling is het geplande oefenduel van zaterdag. PSV zou spelen tegen FK Decic, maar de club uit Montenegro bleek zijn vluchten niet op tijd te hebben geboekt, waardoor de helft van de ploeg niet op tijd op Malta zou zijn. [3]
- Financieel was 2016 een goed jaar voor Air France-KLM. Maar dat kan de interne strubbelingen niet verhullen. [4]
- Meestal wordt het meervoud strubbelingen gebruikt.
- Het woord strubbeling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "strubbeling" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ strubbeling op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Poll, F. van derDe loomheid regeert in het trainingskamp (9 januari 2016) op website: nrc.nl geraadpleegd 2017-10-04
- ↑ Duursma, M.Relatieproblemen verstieren resultaten Air France-KLM (14 februari 2017)op website: nrc.nl geraadpleegd 2017-10-04
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be