Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • streept af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afstrepen

streept (…) af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afstrepen
    • Jij streept af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afstrepen
    • Hij streept af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afstrepen
    • Streept af! 

Gangbaarheid