streekeigene
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: streekeigene (hulp, bestand)
- IPA: / ˈstrekɛiɣənə / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- streek·ei·ge·ne
Woordherkomst en -opbouw
- bn: streekeigen bn met de uitgang -e
- zn: afgeleid van streekeigen bn met het achtervoegsel -e, op te vatten als samenstelling van streek zn en eigene zn
Bijvoeglijk naamwoord
streekeigene
- verbogen vorm van de stellende trap van streekeigen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | streekeigene | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het streekeigene o
- het eigene van een streek
- ,,We zijn bevoorrecht’’, vindt E. Z., leraar geschiedenis en kenner van het streekeigene. ,,Het zit ons als een jas”, zegt R. V., voormalig ondernemer en minstens zo'n liefhebber van het streekeigene. [1]
Gangbaarheid
- Het woord streekeigene staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ www.gelderlander.nl (25-jan-2019)