Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • strand·va·kan·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord strandvakantie strandvakanties
verkleinwoord strandvakantietje strandvakantietjes

Zelfstandig naamwoord

de strandvakantiev

  1. een vakantie met een strand als bestemming worden ook wel zon zee en strandvakanties genoemd.
    • Jongeren vinden een strandvakantie altijd leuk. 

Gangbaarheid