Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stop te·rug
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
terugstoppen

stop (...) terug

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugstoppen
    • Ik stop terug. 
  2. gebiedende wijs van terugstoppen
    • Stop terug! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugstoppen
    • Stop je terug? 

Gangbaarheid