• stoc·ke·ren
  • uit het Engels met het achtervoegsel -en (en niet -eren)[1]

stockeren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
stockeren
stockeerde
gestockeerd
zwak -d volledig
  1. inslaan en opbergen
    • Uiteindelijk kon met het installeren van rekken worden begonnen, en met het stockeren van verven en andere materialen. Die werden massaal aangekocht. Doek en schildersezels en zeilen. En borstels. En potten en tubes en paletten en canvas en kaders. En stiften, krijtjes, pastels, potloden, houtskool, vernis, dissolvent en white spirit. Er leek geen einde aan te komen. Er kwam veel meer bij kijken, vond vader, dan hij had kunnen vermoeden wanneer hij naar een van hun schilderwerken keek. [2] 
    • Om de grote berg nucleair afval te stockeren, maakten de Russen aanvankelijk alleen gebruik van ondergrondse vaten. Toen die niet opgewassen bleken tegen het gevaarlijkste radioactief afval, besloten ze om dat afval ofwel in de Tetsja-rivier te dumpen ofwel om het rechtstreeks te injecteren in de bodem van een kleiner meer, waarin meestal niet veel water stond. Telkens wanneer het Karatsjajmeer droog stond, waaide het hoog radioactieve stof tientallen kilometers ver. Wie anno 2017 op de bodem van ‘het meest vervuilde meer op aarde’ gaat liggen, overlijdt nog steeds binnen het uur, stelt de Amerikaanse milieuorganisatie Natural Resources Defense Council.[3] 
26 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[4]
  1. stockeren op website: Etymologiebank.nl
  2. Groeningen, Seppe van
    Aards Paradijs [2014] ISBN 978-90-295-8919-2 pagina 80
  3. de Standaard 22 november 2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be