• stijf·vloe·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
stijfvloeken
vloekte stijf
stijfgevloekt
zwak -t volledig

stijfvloeken

  1. overgankelijk iemand met vloeken en scheldwoorden overladen
    • Die arme man werd helemaal stijfgevloekt.