Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • steun·zool
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord steunzool steunzolen
verkleinwoord steunzooltje steunzooltjes

Zelfstandig naamwoord

de steunzoolv / m

  1. (medisch) een binnenzool voor in een schoen die de voeten, en met name de voetbogen extra ondersteunt

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen