sterftijd
- sterf·tijd
- samenstelling van sterven ww en tijd zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sterftijd | |
verkleinwoord |
de sterftijd m
- datum van iemands overlijden
- LAIRESSE. (Jacob, of Jaques, en Jan de) Van deze twee is geen geboorte of sterftijd vermeld, echter maakt F. Bogaerts dezelfde fout, als welke hij op ernest heeft begaan, - Zie aldaar. - namelijk, om van den eerste te zeggen, geboren te Luik, in 1671, en overleden, te Amsterdam, in 1709, en van jan, Idem, 1674, en overleden te Idem, 1724. [1]
- Het woord 'sterftijd' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sterftijd" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ (1857)–Christiaan Kramm De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders, beeldhouwers, graveurs en bouwmeesters, van den vroegsten tot op onzen tijd DBNL geraadpleegd 23-1-2019
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be