• sten·ci·len
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘afdrukken maken’ voor het eerst aangetroffen in 1940 [1]
  • van stencil
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
stencilen
stencilde
gestencild
zwak -d volledig

stencilen

  1. overgankelijk afdrukken maken met een stencilmachine
    • De pastoor stencilt het maandelijkse parochieblaadje op de stencilmachine. 
     „We hebben speciaal voor dit project twee dichters op school gehad”, ligt woordvoerder Jeroen Stegeman toe. Het thema van de gedichten is sport, een keuze die de leerlingen zelf gemaakt hebben. De bundel ziet er blitser uit dan voorgaande jaren. Werden de schrijfkunsten voorheen gestencild, dit jaar ziet de bundel er uit als een echt boek. „Compleet met een mooie glimmende voorkant”, aldus Stegeman.[2]


79 % van de Nederlanders;
67 % van de Vlamingen.[3]