Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stem·op·ne·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stemopnemer stemopnemers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de stemopnemerm

  1. (politiek) iemand die de stemmen van kiesgerechtigden verzamelt en telt
     De stemopnemers schudden de biljetten door elkaar en tellen het aantal. Komt dat niet overeen met het aantal stemgerechtigde kardinalen, dan worden de biljetten verbrand en wordt de stemming overgedaan. Klopt het aantal, dan vouwt stemopnemer nummer één het eerste biljet open en noteert de naam die hij daarop vindt. Nummer twee noteert de naam eveneens, waarna nummer drie deze hardop uitspreekt en het biljet aan een draad rijgt. Als alle namen zijn opgenoemd worden de uiteinden van de draad aan elkaar geknoopt.[2]
     De dag dat de gaststad gekozen werd, 2 oktober 2009, zou Fredericks een grote som geld (299.300 dollar) ontvangen hebben. Fredericks was destijds lid van het IOC. Hij preciseerde wel dat hij toen zelf geen stemrecht had omdat hij als stemopnemer moest toezien op het goede verloop van de stemming.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Hoe wordt een nieuwe paus gekozen?” (11-02-2013), Tubantia
  3.   Weblink bron “Ex-topsprinter neemt ontslag uit IAAF Task Force na beschuldiging van corruptie” (6 maart 2017 om 20:09), De Standaard