stemde af
- stem·de af
vervoeging van |
---|
afstemmen |
stemde af
- enkelvoud verleden tijd van afstemmen
- Ik stemde af.
- Jij stemde af.
- Hij, zij, het stemde af.
- Ik stemde af.
- Het woord stemde af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.