steltloop
- stelt·loop
- naamwoord van handeling van steltlopen door weglaten van de uitgang -en
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | steltloop | - |
verkleinwoord | - | - |
de steltloop m
- voortbewegen op met staken verlengde benen ter vermaak
- Circustheater POMPOM staat dan weer garant voor grote tovertrucks, hilarische clownsacts, jongleren, acrobatiek, diabolo, koorddans, steltloop, figuurballonnen... [1]
- (verouderd) verheven voortbeweging
- Met zijn lange, witgebleekte, in den hals neerspoelende haren, zijn uitgekamde baard à la Sint Nicolaas, zijn vierkante schouders, die, laveerend op zijn plechtigen steltloop, aldoor met geweld een menigte schenen opzij te duwen, vond men hem een eerbiedwaardige gestalte. [2]
- Het woord 'steltloop' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Joossen, A.10 culturele uitjes voor kinderen tijdens de paasvakantie (3 april 2015) op website Het Laatste Nieuws: hln.be; 2. Theaterfestival Spekken; geraadpleegd 2017-06-17
- ↑ Bruggen, K. vanAls ge niet.... dan!. (1917) Brusse, Rotterdam; p. 231; geraadpleegd 2017-06-17