• stelt·loop
enkelvoud meervoud
naamwoord steltloop -
verkleinwoord - -

de steltloopm

  1. voortbewegen op met staken verlengde benen ter vermaak
    • Circustheater POMPOM staat dan weer garant voor grote tovertrucks, hilarische clownsacts, jongleren, acrobatiek, diabolo, koorddans, steltloop, figuurballonnen...  [1]
  2. (verouderd) verheven voortbeweging
    • Met zijn lange, witgebleekte, in den hals neerspoelende haren, zijn uitgekamde baard à la Sint Nicolaas, zijn vierkante schouders, die, laveerend op zijn plechtigen steltloop, aldoor met geweld een menigte schenen opzij te duwen, vond men hem een eerbiedwaardige gestalte.  [2]