Nederlands

 
steepler
Uitspraak
Woordafbreking
  • stee·pler
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord steepler steeplers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de steeplerm

  1. (paardrijden) deelnemer (mens of paard) aan een steeplechase

Gangbaarheid

16 % van de Nederlanders;
30 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be