• steen·ko·len·duits
  • Analoog aan steenkolenengels verwijst de term steenkolenduits naar het vernederlandsen van zinsstructuren of woorden in de Duitse conversaties van Nederlandstaligen [1], voor het eerst aangetroffen in de jaren 1940, zie vindplaats hieronder.
enkelvoud meervoud
naamwoord steenkolenduits -
verkleinwoord - -

het steenkolenduitso

  1. (taalkunde) slecht Duits, met slechte uitspraak en slechte grammatica
    • Mijn steenkolenduits is na dertien jaar in Duitstalige landen gewoond te hebben toch een stuk beter geworden. 
     Als leerryk voorbeeld voor de "Nederlandse" soldatensletten, die zich met Duitse soldaten afgeven, bioscopen, theaters en café's bevolken en zich in hun beste steenkolen-Duits aanbieden, ter beschikking van de Moffen pleziertjes stellen, toont ons het door de R.A.F. verspreide blad "De Vliegende Hollander" een foto van Franse vrouwen en meisjes te Cherbourg, welke zich met leden van het bezettingsleger hadden afgegeven, en als straf afstand hebben moeten doen van hun haartooi, een sierraad voor elke vrouw....[2]
  1.   Weblink bron steenkolenduits in: Algemeen letterkundig lexicon (2012) op dbnl.org  
  2.   Weblink bron KNIP, KNAP, IN EEN WIP, ALLE KOPPEN KAAL GEKNIPT in: De waarheid, Amsterdam (26-08-1944), p. 4 op Delpher.nl