• steekt voor·uit
vervoeging van
vooruitsteken

steekt (…) vooruit

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vooruitsteken
    • Jij steekt vooruit. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vooruitsteken
    • Hij steekt vooruit. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vooruitsteken
    • Steekt vooruit!