stapel op
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sta·pel op
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
opstapelen |
stapel (...) op
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opstapelen
- Ik stapel op.
- gebiedende wijs van opstapelen
- Stapel op!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opstapelen
- Stapel je op?