stagneren
- stag·ne·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘stilstaan’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- afgeleid van het Franse stagner (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
stagneren |
stagneerde |
gestagneerd |
zwak -d | volledig |
stagneren
- ergatief niet langer voortbewegen of vooruitgaan, tot stilstand komen
- Het gevaar is dat de economie opnieuw zal stagneren.
1. niet langer voortbewegen of vooruitgaan, tot stilstand komen
- Het woord stagneren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stagneren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "stagneren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ stagneren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be