Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sprong·kracht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sprongkracht
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de sprongkrachtv / m

  1. de kracht waar mee men kan springen; hoe hoog men kan springen
     Dat niet iedere week kilometers hardliep en trainde op sprongkracht en constant calorieën telde, in touwen klom, en hoog- en hinkstapspringen oefende, aan krachttraining deed en fanatiek bleef oefenen om haar lichaam zo lang mogelijk rechtop te houden en de achterste voet onder de knie te plaatsen om op het moment van afzet van de horizontale in de verticale positie te kunnen komen.[1]
     Een corner van Juan Cuadrado draaide gevaarlijk naar de tweede paal, waar de 1.90 meter lange Matthijs de Ligt nietsontziend - eigen spits Dusan Vlahovic werd opzij gebeukt - kwam invliegen. Met de sprongkracht van een NBA-basketballer torende de Leiderdorper uit boven de defensie van Torino en kopte hard naar de grond: 1-0.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500
  2.   Weblink bron “Torino speelt Turijnse derby als grote broer, maar Juventus heeft De Ligt” (VRIJDAG 18 februari 2022), NOS