spraken tegen
- Geluid: spraken tegen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈsprakə(n) ˈteɣə(n) / (4 lettergrepen)
- spra·ken te·gen
vervoeging van |
---|
tegenspreken |
spraken (…) tegen
- meervoud verleden tijd van tegenspreken
- Wij spraken tegen.
- Jullie spraken tegen.
- Zij spraken tegen.
- Wij spraken tegen.
- Het woord spraken tegen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.