spraakverwarring
- spraak·ver·war·ring
- samenstelling van spraak en verwarring [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spraakverwarring | spraakverwarringen |
verkleinwoord |
de spraakverwarring v
- een situatie waarin men elkaars taal of manier van spreken niet begrijpt
- In het Engels bestaat er nooit twijfel over wat een vraag is. You know this, don’t you? Of: Do you know this? Hoe vaak heb ik niet spraakverwarring en erger zien ontstaan omdat Engels sprekende Nederlanders een affirmatieve zin van een kleine toonsverhoging aan het eind voorzien, die immers in hun moedertaal voldoende is om een vraag te markeren maar nergens wordt begrepen. You know this? [2]
- een Babylonische spraakverwarring
door elkaar spreken zonder naar elkaar te luisteren en zonder elkaar te verstaan
- Het woord spraakverwarring staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spraakverwarring" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ spraakverwarring op website: Etymologiebank.nl
- ↑ NRC Louise Fresco 6 september 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be