• spraak·les
enkelvoud meervoud
naamwoord spraakles spraaklessen
verkleinwoord

de spraaklesv / m

  1. training om (beter) te leren spreken
    • Lisa krijgt nu spraaklessen om haar oude stem weer terug te krijgen. Dat helpt, maar of ze ooit weer haar oude accent terugkrijgt weet ze niet. Maar dat vindt ze niet erg. „Het accent bepaalt niet wie ik ben. Ik ben nog steeds dezelfde persoon als voor de operatie. Ik praat gewoon anders,” zegt ze tegen KTRK.[2] 
    • Van een operatie aan de stembanden heeft de transgender afgezien, omdat het risico bestaat dat ze als gevolg van de ingreep haar stem verliest. Wel probeert Caitlyn met spraaklessen haar stem vrouwelijker te laten klinken.[3] 
    • Ze speelde talloze andere toneel-, televisie- en filmrollen, onder meer in de series Vrouwenvleugel, Flodder en Het Zonnetje in Huis. Ook gaf ze spel- en spraaklessen op De Amsterdamse Toneelschool.[4] 
98 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 23 jun. 2016
  3. de Telegraaf 28 aug. 2015
  4. de Telegraaf 21 feb. 2014
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be