sportschoolhouder
- sport·school·hou·der
- samenstelling van sportschool en houder
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sportschoolhouder | sportschoolhouders |
verkleinwoord | sportschoolhoudertje | sportschoolhoudertjes |
de sportschoolhouder m
- (sport) (beroep) eigenaar van een fitnesscentrum
- De sportschoolhouder had een goed ingerichte sportschool waar jong en oud kwam sporten.
- Het woord sportschoolhouder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.