Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sport·keu·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sportkeuring sportkeuringen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de sportkeuringv

  1. (medisch) (sport) medisch onderzoek om te zien of een bepaald iemand geschikt is voor het uitoefenen van een bepaalde sport
    • Het Nieuwsblad, Gazet Van Antwerpen en Het Belang van Limburg publiceren dinsdag cijfers waaruit blijkt dat de online sportkeuring al voor 147.000 sporten werd ingevuld. De Vereniging van Sport- en Keuringsartsen laat in een reactie weten dat het niet om 147.000, maar om 95.000 individuele sporters gaat, die in sommige gevallen meerdere sporten hebben aangevinkt. Negen personen kregen al te horen dat ze wegens ernstige gezondheids­problemen niet langer mogen sporten.[2] 
    • Sportkeuringen zijn niet uitsluitend voorbestemd voor topsporters. "Dat is een misvatting", stelt orthopedisch chirurg Hilbrand van de Belt van het Röpcke-Zweers Ziekenhuis. Ëen sportmedisch onderzoek is voor iedereen goed om te laten doen, ook voor kinderen, recreatieve sporters of ouderen."Samen met fysiotherapeut, cardioloog en sportarts voert hij de onderzoeken uit.[3] 

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 15/maart/2016
  3. Tubantia 20-december-2011