Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sport·fan
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sportfan sportfans
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de sportfanm

  1. (sport) iemand die graag naar sport kijkt
     "Het maakt ook niet uit of ze nou met twintig of dertig goals verschil winnen, het wordt massaal bekeken. En door iedereen, je hoeft geen sportfan te zijn. Die meiden zijn goede ambassadeurs en men kijkt er graag naar. Ze zijn beroemd in heel Noorwegen en zijn elk jaar weer favoriet bij de sportverkiezingen."[1]
     Een bescheiden, normale jongen uit een sportieve familie uit Texas, maar niet met ouders die golf speelden. Een sportfan: Spieth is gek op honkbal (Texas Rangers) en American football (Texas Longhorns en Dallas Cowboys) en daarnaast ook een groot fan van countrymuziek.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “'Naar de handbalsters kijken is in Noorwegen een kersttraditie'” (18-12-2016), NOS
  2.   Weblink bron “Spieth, dé uitdager van Rory McIlroy” (13-04-2015), NOS