sportbeoefening
- sport·be·oe·fe·ning
- samenstelling van sport zn en beoefening zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sportbeoefening | sportbeoefeningen |
verkleinwoord |
de sportbeoefening v
- het doen van sport
- Het bos was zo aangelegd dat verschillende vomen van vrijetijdsbeoefening en sportbeoefening veilig naast elkaar gedaan konden worden.
- Het woord sportbeoefening staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.