Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spoor·wach·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spoorwachter spoorwachters
verkleinwoord spoorwachtertje spoorwachtertjes

Zelfstandig naamwoord

de spoorwachterm

  1. (spoorwegen) (beroep) (geschiedenis) iemand die bij een spoorwegovergang ervoor zorgde dat de spoorbomen op tijd open- en dichtgingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be