Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spoel·sel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spoelsel spoelsels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het spoelselo

  1. water waarmee iets gespoeld is
    • Uit bloedonderzoek en onderzoek van spoelsel uit de slurf moet blijken of de twee daadwerkelijk tbc hebben. Voor de zekerheid worden ook 15 medewerkers gecontroleerd die regelmatig in contact komen met de olifanten. Bezoekers van het park lopen geen risico. [2] 
    • Dr. C.J. den Otter is er nu voor het eerst in geslaagd om in de reukcellen van tsetsevliegen de elektrische signalen te registreren, die optreden bij prikkeling met geurstoffen. Met de nu ontwikkelde techniek kan in korte tijd een groot aantal geuren op hun prikkelend effect worden onderzocht. Van allerlei extracten en spoelsels van huid en kliercellen van gastheren wordt nagegaan, welke bestanddelen de vlieg graag en goed ruikt. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen