• spi·king
enkelvoud meervoud
naamwoord spiking -
verkleinwoord - -

de spikingv / m, het spikingo

  1. overgankelijk stiekeme toediening van drugs met de bedoeling misbruik te maken van de roes die iemand daarvan krijgt, bijvoorbeeld door verkrachting van iemand die zich daardoor niet meer verzet
     Hoewel er ook bij de Nederlandse politie gevallen bekend zijn van spiking met ghb, zijn er geen exacte cijfers beschikbaar. Drogering wordt niet als los delict geregistreerd.[1]
  1.   Weblink bron
    Floor Bouma
    “Voor je eigen veiligheid in dikke broek naar Britse club” (29 oktober 2021) op nrc.nl