Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spij·kert bij
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
bijspijkeren

spijkert bij

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijspijkeren
    • Jij spijkert bij. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijspijkeren
    • Hij spijkert bij. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bijspijkeren
    • Spijkert bij! 


Gangbaarheid