• spie·gelt voor
vervoeging van
voorspiegelen

spiegelt (...) voor

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorspiegelen
    • Jij spiegelt voor. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorspiegelen
    • Hij spiegelt voor. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van voorspiegelen
    • Spiegelt voor!