spiegel voor
- spie·gel voor
vervoeging van |
---|
voorspiegelen |
spiegel (...) voor
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorspiegelen
- Ik spiegel voor.
- gebiedende wijs van voorspiegelen
- Spiegel voor!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorspiegelen
- Spiegel je voor?
- Het woord spiegel voor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.