spelles
- spel·les
- samenstelling van spel zn en les zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spelles | spellessen |
verkleinwoord | spellesje | spellesjes |
- les die men geeft in de vorm van een spel
- ▸ Matthijs Jansen deelt op zijn website De Spelles wekelijks originele lesideeën voor de gymles en andere beweegactiviteiten. Bij zijn lessen staan plezier, enthousiasme en actieve betrokkenheid voorop.[1]
- les waarin men leert toneel te spelen
- ▸ Destijds was de opleiding erg gericht op assertiviteit en groepsdynamica - er was meer groepstherapie dan spelles. En ik was ook wel wat recalcitrant in die tijd.[2]
- Het woord 'spelles' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spelles" herkend door:
36 % | van de Nederlanders; |
22 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Weblink bron “Gymspellen voor thuis en op school met De Spelles” (25 maart 2020), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Weblink bron Arno Gelder“Gijs Scholten van Aschat: Opa is nog niet uitgespeeld” (30-09-2015), Tubantia
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be