speelde viool
- Geluid: speelde viool (hulp, bestand)
- IPA: / ˈspeldə viˈjol / (4 lettergrepen)
- speel·de vi·ool
- uit speelde (werkwoord) en viool (zelfstandig naamwoord), hiertussen kunnen nog andere woorden staan
vervoeging van |
---|
vioolspelen |
speelde (…) viool
- enkelvoud verleden tijd van vioolspelen
- Ik speelde viool.
- Jij speelde viool.
- Hij, zij, het speelde viool.
- Ik speelde viool.
- Het woord speelde viool staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.