Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • speel·de vi·ool
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
vioolspelen

speelde (…) viool

  1. enkelvoud verleden tijd van vioolspelen
    • Ik speelde viool. 
    • Jij speelde viool. 
    • Hij, zij, het speelde viool. 

Gangbaarheid