speculum
  • spe·cu·lum
  • uit het Latijn [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord speculum specula
speculums
verkleinwoord

het speculumo

  1. (medisch) instrument dat een arts gebruikt voor vaginaal onderzoek
    • Verzekeraar OHRA heeft een reclame voor zijn zorgverzekering schielijk weer ingetrokken nadat er felle kritiek op was gekomen. Te zien waren twee dokters, een sexy uitziende jonge vrouw en een man die een 'nerd' moest verbeelden, met een speculum in zijn handen (een apparaat voor vaginaal onderzoek). [2] 
    • Als de gynaecoloog het speculum inbrengt bij een vrouw met ‘lokale’ piercings waarschuwt hij zijn patiënte: „Mevrouw, het kan even rammelen.” Het is een van de duizenden anekdotes die Mieke Kerkhof over haar vakgebied heeft verzameld. [3] 
81 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[4]