• spar·ring·part·ner
enkelvoud meervoud
naamwoord sparringpartner sparringpartners
verkleinwoord - -

de sparringpartnerm

  1. (sport) oefenpartner voor boksers, judoka's enz
  2. iemand om mee te overleggen, om ideeën, standpunten op uit te proberen, om mee te oefenen voor een debat
87 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[3]