• sopt af
vervoeging van
afsoppen

sopt (...) af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afsoppen
    • Jij sopt af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afsoppen
    • Hij sopt af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afsoppen
    • Sopt af!