• so·lo·stuk
enkelvoud meervoud
naamwoord solostuk solostukken
verkleinwoord solostukje solostukjes

het solostuko

  1. een toneel- of muziekstuk voor één persoon of instrument
    • Het Groene Hart Orkert onder leiding van dirigent Jim Benjamin Roodnat zal tijdens de Prinsenmaand drie prachtige concerten geven. Sanne van den Bosch en Merel Smid - fluit, Guido Boogaard - cello, Eline van Maanen van der Bijl - zang, verzorgen de solostukken.[1] 
    • "We vonden het zo'n leuk lied, dat we besloten het zelf op te nemen", vervolgt de presentatrice. Joey Hartkamp zingt wederom in de versie die wordt uitgebracht, maar Brard en Van Gelder doen ook een duit in het zakje. "Een soort trio zijn we", vertelt Brard. "Wij hebben ook wat solostukjes van Emile gekregen."[2] 
97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]
  1. de Telegraaf 09 sep. 2015 Prinsen Toertocht
  2. de Telegraaf 21 apr. 2015 Patty en Jochem nemen Bonje-single op
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be