• sog
vervoeging van
soggen

sog

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van soggen
    • Ik sog. 
  2. gebiedende wijs van soggen
    • Sog! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van soggen
    • Sog je? 


enkelvoud meervoud
naamwoord sog 1. sôe, sogge

sog

  1. (dierkunde) zeug
  2. zog, kielzog
  • Arabische transcriptie: سَُوخْ.


sog

  1. zeug