sog
- sog
vervoeging van |
---|
soggen |
sog
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van soggen
- Ik sog.
- gebiedende wijs van soggen
- Sog!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van soggen
- Sog je?
- Het woord sog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sog | 1. sôe, sogge |
sog
- Arabische transcriptie: سَُوخْ.
- [1] varksog
sog