snuf
- snuf
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | snuf | - |
verkleinwoord | snufje | snufjes |
vervoeging van |
---|
snuffen |
snuf
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snuffen
- Ik snuf.
- gebiedende wijs van snuffen
- Snuf!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snuffen
- Snuf je?
- Het woord snuf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "snuf" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[4] |