snooker
- snoo·ker
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘Engels biljartspel’ voor het eerst aangetroffen in 1989 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | snooker | - |
verkleinwoord | - | - |
het snooker o
- (spel) een biljartspel waarbij vijftien rode ballen en zes anderskleurige ballen in een bepaalde volgorde gestoten worden in een van de zes hoekzakken
- Hij speelt graag snooker met vrienden.
vervoeging van |
---|
snookeren |
snooker
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snookeren
- Ik snooker.
- gebiedende wijs van snookeren
- Snooker!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snookeren
- Snooker je?
- Het woord snooker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "snooker" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "snooker" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be