Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • snood·aard
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord snoodaard snoodaards
verkleinwoord snoodaardje snoodaardjes

Zelfstandig naamwoord

de snoodaardm

  1. (formeel) iemand met slechte bedoelingen
    • Pas op voor hem, hij is een echte snoodaard! 

Gangbaarheid

78 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be