snokken
- snok·ken
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | snokken | |
verkleinwoord |
het snokken o
- Het snokken, de actie van het snokken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
snokken |
snokte |
gesnokt |
zwak -t | volledig |
snokken
- Het woord snokken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "snokken" herkend door:
31 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be