snikkar
- snik·kar
- Afkomstig van het Nederduitse zelfstandige naamwoord sniddeker zn , dat van sniden ww (= snijden) komt
- Naamwoord van handeling van de Nynorske woorden snekka ww en snekke ww met het achtervoegsel -ar
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | snikkar | snikkaren | snikkarar | snikkarane |
snikkar, m