Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • snij·bank
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord snijbank snijbanken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

snijbank v/m [1]

  1. werkbank waarop of waaraan men iets kan snijden
    • Neem de fabriek voor medische instrumenten in Goedermes. Een bouwval waar de draaibanken, freesmachines en snijbanken staan weg te roesten. Van de elfhonderd werknemers is nog maar een handvol over. De productie die ooit naar 26 landen werd uitgevoerd ligt al tien jaar stil. [2] 
    • „Die visboeren kunnen zelf vaak óók niet fileren”, schimpt Arie Kuyt terwijl hij in de snijruimte van de Katwijkse vishandel Schuitemaker een dijbeendikke kabeljauw vanuit een krat op een snijbank pletst. [3] 

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC David Jan Godfroid 1 juli 2004 Oorlog op de rand van een oorlog
  3. NRC Menno Steketee 5 september 2009 Fijn op de graat snijden
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be