sneeuwbrug

Nederlands

[2] sneeuwbrug

Uitspraak

• Geluid:  sneeuwbrug    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• sneeuw·brug

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  sneeuw zn  en  brug zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	sneeuwbrug	sneeuwbruggen
verkleinwoord	sneeuwbrugje	sneeuwbrugjes

Zelfstandig naamwoord

de sneeuwbrug v / m

1. een natuurlijke brug gemaakt van ijs en sneeuw

   ▸ Eenmaal op expeditie zocht Vriesendorp telkens naar de juiste route om gletsjerspleten heen. Soms hielp de natuur een handje mee. "Met een sneeuwbrug konden we eroverheen."

   ▸ We praatten de hele dag en hij leerde me hoe ik veilig een gevaarlijke sneeuwbrug over kon steken door mijn wandelstokken horizontaal te houden voor het geval de sneeuw onder me wegviel en ik in de overdekte ijsrivier terecht zou komen.

2. kunstmatige, aangelegde brug bedekt met sneeuw zodat skieërs kunnen oversteken

   ▸ Vanuit Lech gaat een enorme gondel langs de oostelijke helling naar 2362 meter, waarna je op je gemak naar Zürs kunt afdalen. In Zürs neem je de sneeuwbrug naar de andere kant van het dorp, waar de lift je opnieuw naar boven brengt.

Gangbaarheid

• Het woord 'sneeuwbrug' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.