• sne·den

de snedenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord snee
  2. meervoud van het zelfstandig naamwoord snede
vervoeging van
snijden

sneden

  1. meervoud verleden tijd van snijden
    • Wij sneden. 
    • Jullie sneden. 
    • Zij sneden. 
96 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  1. Boon, C.A. den & D. Geeraerts (red.)
    "snede" in: Van Dale: Groot woordenboek van de Nederlandse taal 14e druk (2005) Van Dale Lexicografie Utrecht/Antwerpen; cd-rom
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be